
In de westerse wereld wordt de gedachte dat dieren niet zomaar dingen zijn waarmee je mag handelen zoals je goeddunkt (een eigen intrinsieke waarde hebben) inmiddels zeer breed gedragen.
Iedereen is het er over eens dat je als je een dier verzorgt je dan ook verantwoordelijk bent voor het welzijn van dat dier, over de haalbaarheid en wenselijkheid van het houden van dieren verschillen de meningen.
Grofweg kan deze visie in twee sterk verschillende meningen worden opgedeeld.
- Mening 1: Elk gebruik van een dier zou verboden moeten worden. Een dier heeft een eigen waarde en gevoelens die eigenlijk uitsluitend vervuld kunnen worden in de oorspronkelijke wilde situatie. Een dier heeft rechten.
- Mening 2: Houders moeten dieren goed verzorgen. Indien een dier verzorgd wordt op een wijze die voldoet doet aan de behoeften van het dier is daarmee sprake van een situatie waarbij het gebruik van het dier acceptabel is. Er is sprake van een goede match tussen dier en verzorger, waarbij zowel voor het dier (vrij van honger en ziektes) als de verzorger een win situatie bestaat.
Mening 1 wordt uitgesproken door de zogeheten dierenrechtenorganisaties hoewel deze uit praktische overwegingen (hun geld en rechtvaardiging komt voor een groot deel van houders van gezelschapsdieren) de visie vooralsnog beperken tot commercieel gehouden dieren en “exotische” hobbydieren. Exotische moet hier gelezen worden als minder gebruikelijke; de huiskat (waarschijnlijk afkomstig uit Egypte) is dus niet exotisch en de rode eekhoorn (inheems) wel. Ter verduidelijking wordt ook wel de term wilde dieren gebruikt, alsof onze hobbydieren direct uit het wild afkomstig zijn, maar ook deze term is zeker voor zoogdieren in de meeste gevallen onjuist.
Mening 2 wordt uitgesproken door organisaties van dierhouders en diergebruikers, zoals Lacerta, maar ook door andere diergebruikers zoals veehouders.
De positieflijst
Het mag duidelijk zijn dat een (zo kort mogelijke) positieflijst al jaren een doel is van de dierenrechtenorganisaties, immers een positieflijst is een eerste stap naar een totaalverbod. Dierhouderorganisaties zien meer in houderij voorwaarden en een negatieflijst voor die soorten waarbij het welzijns- en gezondheidsrisico voor dier of verzorger zo groot is dat speciale voorwaarden en intensieve controle noodzakelijk zijn. Voor deze groep kunnen dan vergunningen of ontheffingen gegeven worden.
Historie
Al in de 80er jaren, bij de voorbereidingen voor de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren (GWWD), komen de Positief- en Negatieflijsten aan de orde. Dat leidde per 24 september 1992 tot de GWWD met daarin artikel 33:
– aangewezen soorten of categorieën
– eventueel voorwaarden aan de houderij
Deze regelgeving is nu opgenomen in de Wet Dieren.
2006: Na een lang onderhandelingsproces tussen diverse stakeholders publiceert de RDA de eerste positieflijsten. In eerste instantie leken deze lijsten een goed compromis te vormen, niemand was echt blij, maar de lijsten leken redelijk.
Deze lijsten ondervinden echter veel kritiek vanuit de dierenrechtenorganisaties die de lijsten te lang en te weinig gemotiveerd vinden. De lijsten worden nooit in werking gebracht.
19-06-2008: Het ANDIBEL arrest
Naar aanleiding van de invoering van een positieflijst wordt bezwaar gemaakt en worden vragen gesteld aan het Europese hof. De belangrijkste vragen zijn:
– Is een positieflijst in overeenstemming met het Europese vrijhandelsrecht?
– Op welke gronden mag een positieflijst worden opgesteld en hoe moet die er uit zien?
Deze vragen worden beantwoord in het ANDIBEL arrest
- Conclusie 1: een positieflijst vormt een handelsbelemmering en heeft daarom niet de voorkeur.
- Conclusie 2: een positieflijst is toelaatbaar mits aan een aantal voorwaarden voldaan wordt.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in dit arrest geoordeeld dat een positieflijst is toegestaan als een binnen het Europese recht toegelaten handelsbelemmering, in het belang van dierenwelzijn, bescherming van de gezondheid en het leven van mens of dier en het gevaar van invasieve exoten, onder de voorwaarden dat:
- De lijst is gebaseerd op objectieve (wetenschappelijke) niet discriminerende criteria (punt 34).
- Er een gemakkelijke, redelijk snelle procedure bestaat voor belanghebbenden om een verzoek in te dienen om soorten van de lijst te halen of op de lijst geplaatst te krijgen, deze beslissing dient open te staan voor beroep.
- Afwijzing van een verzoek om plaatsing op de lijst of van een ontheffingsverzoek slechts wordt gebaseerd op schending van de hierboven genoemde belangen.
- Voorwaarden aan het houden van dieren die niet op de lijst staan moeten objectief gerechtvaardigd en proportioneel zijn.(punt 40)
Binnen de dierhouders groep ontstond het beeld dat het waarschijnlijk ondoenlijk zou zijn om binnen de strakke randvoorwaarden van het ANDIBEL arrest een positieflijst op te stellen. Immers een verbod moest gebaseerd zijn op wetenschappelijke, objectieve en niet discriminerende criteria en mocht zelfs dan uitsluitend ingevoerd worden indien er geen andere mogelijkheden om hetzelfde doel te bereiken zouden bestaan.
In de ogen van de dierhouders was (en is) het opstellen van bindende houderijvoorwaarden een betere en minder handelsbelemmerende optie die hetzelfde doel nastreeft, en daar mogelijk ook meer geschikt voor is.
2009: De WUR krijgt van het ministerie de opdracht om op basis van wetenschappelijke criteria een risicobeoordeling te maken van de risico’s van het houden van (exotische) zoogdieren, dit als basis voor een op te stellen positieflijst.
Mei 2010: WUR rapport 345; Systematiek voor het optellen van de positieflijst voor zoogdieren.
Citaat
“Het startpunt voor de beoordeling is dan ook het vastleggen van de natuurlijke gedragsbehoeftes van een dier. Daarvoor voeren we bevindingen over het natuurlijk gedrag van het dier uit wetenschappelijk literatuurbronnen in een database in. Deze bevindingen worden in de database vastgelegd bij verschillende criteria en subcriteria van de gedragsbehoefte. Deskundigen scoren vervolgens de grootte van het belang van een bevinding voor het natuurlijke gedrag van een dier. Uit deze scores voor de verschillende bevindingen bij een subcriterium wordt een gemiddelde behoeftescore berekend. Daarna wordt een risico-inschatting gemaakt voor het welzijn van de diersoort wanneer men deze houdt in een bepaalde normomgeving. Deze normomgeving kan zodanig zijn dat de diersoort niet alle natuurlijke gedragsbehoeftes kan vervullen. In dit geval is als normomgeving een rijtjeshuis aangenomen met binnenshuis 15 m2 en buitenshuis 30 m2 beschikbaar voor één of twee exemplaren van de diersoort. De gemiddelde behoeftescore voor een bepaald gedragscriterium in combinatie met de beschreven normomgeving resulteert in een beoordeling van het risico voor het welzijn. Daarbij wegen we ook informatie mee uit de literatuur: bekende kenmerken van de diersoort zoals bijvoorbeeld gewicht, lengte, leefritme, levensduur e.d. en indien beschikbaar ook informatie over het gedrag van de diersoort in niet natuurlijke omstandigheden. In de huidige systematiek is de grootte van het dier in relatie met de geboden huisvesting hierbij de belangrijkste covariabele. Alleen wanneer in deze beoordelingen geen hoge risico’s voor het welzijn worden gescoord, krijgt de diersoort een positief advies. Als ook verder geen wettelijke beperkingen gelden voor het houden van de diersoort door een particulier, dan staat niets plaatsing op de positieflijst in de weg. “
Kernpunten: natuurlijk gedrag, dus met name de situatie in de natuur wordt bestudeerd en de normomgeving. Iemand met een grote tuin mag geen dieren van een bepaalde soort houden omdat ze niet in een kleine tuin passen.
Hierop kwam uiteraard veel protest vanuit de houderij-organisaties en vanuit de dierhandel, immers dierwelzijn van gehouden dieren bepaal je door de gehouden dieren te bestuderen en de normomgeving is natuurlijk een schoolvoorbeeld van discriminatie, paternalisme en nivellering.
November 2012: (intern) WUR rapport. Toevoegen houderij informatie en vaststellen procedure welzijnsrisicobeoordeling.
Dit rapport gaat met name over de vraag welke diersoorten beoordeeld moeten worden (EZ heeft als randvoorwaarde gesteld dat uitsluitend aantoonbaar in Nederland gehouden soorten beoordeeld hoeven te worden).
Maart 2011: WUR rapport 408. Advisering voor vervolg Positieflijst zoogdieren.
Citaat
“Conclusies
Uit de ervaringen, die tot nog toe zijn opgedaan, kan worden afgeleid dat de ontwikkelde systematiek lijkt te kunnen werken. Er dient echter te worden vastgesteld, dat de systematiek nog niet in de volle breedte is getoetst. Met name de beoordeling van het welzijnsrisico in de normomgeving is nu nog rechtstreeks vertaald uit de hoog scorende gedragsbehoeftes onder natuurlijke omstandigheden. Verder is in het huidige onderzoek de systematiek in een vereenvoudigde vorm doorgevoerd als een Quick scan met een daarbij behorende foutenmarge. Dat impliceert dat het per diersoort geen volledig beeld geeft van de natuurlijke gedragsbehoeftes en er dus alleen maar gesproken kan worden van potentiële welzijnsrisico’s. Op basis daarvan is wel een grove indeling van de diersoorten gemaakt. Van de 217 zoogdiersoorten waarmee in het onderzoek is begonnen, kon voor 117 geen advies gegeven worden door gebrek aan informatie.
De overige 100 diersoorten zijn verder beoordeeld:
# Bij 21 diersoorten zijn 3 of meer hoge gedragsbehoeftes vastgesteld, wat in dit stadium reeds aanleiding geeft voor een negatief advies voor plaatsing op een positieflijst;
# Voor 11 diersoorten is geen enkele hoge gedragsbehoefte gescoord; hiervoor zou in principe nu al een positief advies voor plaatsing op de positieflijst kunnen worden gegeven;
# Voor 12 diersoorten zijn de gedragsbehoeftes geen belemmering voor een positief advies, echter voor deze diersoorten zijn de huisvestingseisen (ruimte) groter dan waarin door de normomgeving kan worden voorzien;
De overige 56 diersoorten hebben één of twee hoog scorende gedragsbehoeftes. Bij 24 van deze diersoorten kan de normomgeving wel voldoen aan de huisvestingseisen; bij de overige 32 diersoorten is dat niet het geval.”
In dit citaat worden de problemen van deze methode zichtbaar. Enerzijds de normomgeving en anderzijds het gebrek aan informatie over de gehouden soorten. Dit gebrek werd voor een groot deel veroorzaakt doordat de kennis van de houders niet meegenomen werd in de beoordeling. Daarnaast betekent de aanwezigheid van een hoge gedragsbehoefte natuurlijk niet zondermeer dat niet voldaan kan worden aan die gedragsbehoefte.
Mei 2013: (Wageningen Universiteit Research)WUR rapport 701. Zoogdiersoorten die geschikt zijn als gezelschapsdier.
In dit rapport wordt op basis van een literatuuronderzoek de houdbaarheid van een diersoort (beoordeeld als de risico’s voor dierwelzijn) uitgedrukt in een score tussen 0 (minst houdbaar) en 100 (best houdbaar)
Er is veel kritiek vanuit de houderij-organisaties en de dierenbranche omdat zij zich niet serieus gehoord voelen.
Juni 2014: Beoordeling van risico’s voor mens en dier van het houden van exotische zoogdieren Een bijgestelde aanpak van de positieflijst zoogdieren.
Dit zijn de contouren van Positieflijst 2.0. Zie hiervoor verder huidige opzet van de positieflijst.
Maart 2015: Roadmap naar een positieflijst voor vogels en voor reptielen.
Een kernpunt uit deze roadmap waar volgens opgave alle geïnterviewde stakeholders zich konden vinden was dat een Positieflijst alleen geen waarborg vormt voor het welzijn van gehouden dieren.
In de kamerbrief heeft de staatssecretaris bij de presentatie van de roadmap aangegeven dat:
“Om zicht te krijgen op de perspectieven voor een haalbaar en succesvol traject voor het opstellen van een positieflijst voor vogels en voor reptielen, die Andibel-proof is èn kan rekenen op draagvlak in het veld is Wageningen-UR gevraagd om een onderzoek uit te voeren. Dit onderzoek is bijgevoegd. Ik wil de ervaringen van de uitrol van de huisdierenlijst zoogdieren afwachten, alvorens verder te gaan met de uitwerking van de huisdierenlijst vogels, reptielen en amfibieën. Over de voortgang informeer ik u in mijn volgende stand van zaken brief over de beleidsbrief dierenwelzijn.”
Dit betekent dat de positieflijst reptielen niet zal worden opgezet voordat de positieflijst zoogdieren volledig is uitgerold. Dat betekent overigens wel dat we als herpetenvereniging wel degelijk betrokken moeten blijven bij de positieflijst zoogdieren, want methodieken die daarin gebruikt worden zullen ook gebruikt worden in de positieflijst herpeten.
Huidige opzet van de positieflijst
In de huidige opzet is er sprake van één gremium dat zich vooral bezig houdt met beleid en twee commissies van deskundigen die samen de risico’s van het houden van een diersoort inventariseren en beoordelen.
1. Het bestuurlijk overleg.
Dit is een overleg op bestuurlijk niveau tussen de stakeholders (zie onder PEC) en de overheid.
2. Positieflijst expert commissie (PEC).
De PEC is samengesteld uit deskundige vertegenwoordigers van de stakeholders en de wetenschap. Op dit moment bestaat de PEC uit de volgende organisaties:
- Dierenbescherming
- Dierenopvang (vertegenwoordigd door stichting AAP)
- Samenwerkende houderij-organisaties (vertegenwoordigd door het PVH)
- Ondernemers in de gezelschapsdierensector vertegenwoordigd door DIBEVO
- Diergeneeskundigen vertegenwoordigd door de faculteit diergeneeskunde van de RUU
- Deskundigen diergedrag en ethologie vertegenwoordigd door de WUR
Verder is er een voorzitter en een secretaris, welke geleverd worden door de opdrachtnemer, de WUR
De taak van de PEC is het op basis van bestaande literatuur en houderij-ervaringen inventariseren van de diergezondheids-, dierwelzijns- en letselrisico’s, het waarderen van deze risico’s, het vinden van oplossingen in de vorm van houderij-voorschriften voor deze risico’s en het adviseren over de haalbaarheid van de aangedragen oplossingen.
Een belangrijke verbetering ten opzichte van positieflijst 1.0 is het feit dat door de PEC ook houderij-informatie kan worden beoordeeld
3. De positieflijst adviescommissie (PAC).
De PAC bestaat uit aangewezen leden (dus niet uit de stakeholders-organisaties). De PAC deelt op grond van de door de PEC samengestelde risicobeoordelingen (diergezondheid, dierwelzijn en letselrisico) en de door de Nederlandse Voedsel en Waren autoriteit (NVWA) aangeleverde gegevens m.b.t. het zoönose-risico de houdbaarheid van een soort en deelt de soort in, in een van de volgende drie categorieën:
1 Houdbaar voor eenieder zonder aanvullende voorwaarden (de voorwaarden van het Besluit Houders van dieren voldoen).
2 Wel houdbaar voor eenieder, maar behoeven speciale voorwaarden. Deze voorwaarden moeten nog worden vastgelegd. Er zijn plannen om voor deze categorie houders een registratiesysteem op te zetten.
3 Niet houdbaar voor eenieder (Voor deze categorie kunnen dus wel particuliere ontheffingen verleend worden, maar daaraan zullen voorwaarden gesteld worden. Overigens mogen volgens de Europese regelgeving uitsluitend voorwaarden gesteld worden die vallen binnen de beoordelingsgronden van het ANDIBEL arrest)
Het overgangsbeleid.
Dieren van een soort die wel beoordeeld is maar die niet op de positieflijst staat mogen tot aan het eind van hun leven gehouden worden. De dieren mogen ook worden overgedragen, er mag alleen niet meer mee gefokt worden (in Nederland).
Soorten die nog niet beoordeeld zijn, maar wel beoordeeld gaan worden (c.q. op februari 2015 aantoonbaar in Nederland gehouden werden), mogen vrij gehouden, gefokt en verhandeld worden.
Soorten die nog niet beoordeeld zijn, en ook niet beoordeeld gaan worden staan niet op de positieflijst en mogen dus ook niet gehouden worden.
De houderijvoorwaarden voor tabel 2 worden vastgesteld en gepubliceerd op de site van de RVO (rijksdienst voor Ondernemend Nederland). Zolang nog geen houderijvoorwaarden zijn vastgesteld gelden de algemene voorwaarden uit het Besluit Houders van dieren.
Standpunt Lacerta
Lacerta is van mening dat een positieflijst, dat wil zeggen een houderijtoestemming voor een beperkt aantal soorten, geen bijdrage zal leveren aan het dierwelzijn. Er zijn zeker soorten die zeer hoge tot bijna onhaalbare eisen stellen aan de houder, denk hierbij aan hooggebergtesoorten, grote krokodillen en zeer grote actieve waterschildpadden. Maar ook bij deze groepen vind je steeds weer die gepassioneerde hobbyist die het wel uitstekend voor elkaar heeft. En het laatste dat je zou moeten willen is deze mensen die de zaken goed voor elkaar hebben hun passie ontnemen.
Dat gezegd hebbende kunnen we de ogen ook niet sluiten voor het feit dat er wel degelijk zaken fout gaan in de houderij van hobbydieren, maar dat geldt zeker ook, en wellicht nog wel sterker, voor de houderij van honden katten en konijnen. Lacerta is daarom ook een groot voorstander van bindende en controleerbare houderijvoorschriften en voor die soorten waarbij de risico’s zeer groot zijn een vergunning- of ontheffingstelsel. Basis voor Lacerta blijft echter dat er geen reden is en zou moeten zijn om mensen het houden van dieren te verbieden indien de dieren op een goede manier gehouden worden.
Een groot voordeel van de positieflijst 2.0 methode is, naast het al eerder genoemde gebruik van de kennis die bij de georganiseerde houders aanwezig is, ook de invoering van afdwingbare minimumstandaarden en de informatieverstrekking met betrekking tot de aan het houden van een soort verbonden risico’s.
Wat doet Lacerta
Al zeer snel na het aannemen van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren besefte Lacerta dat de positieflijst, zeker als deze op oneigenlijke gronden zou worden samengesteld, een grote bedreiging zou kunnen vormen voor onze hobby. Lacerta heeft zich dan ook altijd actief ingezet voor de hobby, enerzijds door informatie en onderzoek om te komen tot verbeteringen in de houderij van herpeten, anderzijds in vele gremia om onnodig negatieve effecten van de wetgeving te voorkomen en bij te sturen. Zo heeft Lacerta sinds de oprichting zitting gehad in de werkgroep Reptielen en Amfibieën van het PVH en geeft Lacerta het PVH ook financiële en personele ondersteuning. Dat laatste is recent uitgebreid met de ondersteuning van het Project Samen Sterker en het zitting nemen in de Werkgroep Samen Sterker van het PVH.
Ook nu nog is Lacerta via het PVH en de werkgroep sterk betrokken bij de totstandkoming van de positieflijsten.