
Herkomst: West-Afrika
Klimaatgegevens: Vochtig
Biotoop: De dieren leven tussen de strooisellaag in het tropisch regenwoud.
Geslachtsonderscheid: Niet zo heel makkelijk te zien, de mannetjes bezitten aan het achterlijf een ronde verdikking die bij de vrouwtjes ontbreekt.
Voortplanting: Volwassen vrouwtjes zullen na bevruchting spoedig beginnen met eieren leggen. Ze laten ze gewoon op de bodem vallen of als er substraat aanwezig is graven ze de eitjes een klein stukje met het achterlijf in. Na ongeveer een maand komen de eitjes uit en dan duurt het nog ongeveer vier maanden tot de nimfen volwassen zijn.
Bijzonderheden: Roofwantsen bezitten zoals alle wantsen een steeksnuit die onder de kop hangt, als de dieren zich bedreigd voelen kunnen ze deze gebruiken om zich te verdedigen. De dieren dienen daarom nooit met de hand opgepakt te worden maar met een bakje. Ook is bekend dat de dieren het gif in de ogen kunnen spuiten, hier heb ik zelf geen ervaring mee. Er is nog een tweede soort Platymeris in de handel, Platymeris rhadamanthus. Deze kan op dezelfde manier verzorgt worden als P. biguttatus. P. rhadamanthus is identiek aan P. biguttatus behalve de witte en gele banden en vlekken die bij P. rhadamanthus rood zijn.
Terrarium
Minimale afmetingen: Oppervlakte: Minimaal 30×30, liefst ruimer. – Hoogte: Minimaal 30 cm. Bij een hogere bak kunnen bijvoorbeeld platen kurk op elkaar gestapeld worden wat extra leefruimte creëert.
Soort terrarium: Bos-terrarium
Verlichting: De dieren zijn niet heel erg gesteld op licht dus verlichting is niet aan te raden.
Verwarming: De dieren komen uit een tropisch klimaat waar de temperatuur gedurende het hele jaar vrijwel gelijk is. Maximaal 30 graden en minimaal 22 graden. ‘s Nachts mag het afkoelen naar 18 graden, liefst warmer.
Bodem: Ongeveer 5 cm vochtvasthoudend substraat als Coco-peat, turfmolm, oude potgrond of bosgrond.
Wandbekleding: Kurk of ander beklimbaar materiaal, de dieren hangen regelmatig aan de wand.
Inrichting: Ongeveer 5 cm licht vochtig substraat. Verder kan de bak ingericht worden met stukken hout en schors. Ook kunnen plantjes gebruikt worden, voorkeur heeft kunstplantjes. Belangrijk is dat de dieren voldoende schuilplaatsen vinden om elkaar te ontlopen.
Aantal dieren: In een ban van 30x30x30 cm kan een klein groepje roofwantsen gehouden worden, bij te dichte populatie dichtheden gaan de dieren elkaar kannibaliseren.
Luchtvochtigheid: Luchtvochtigheid ongeveer 70%. Elke week ongeveer twee a drie keer sproeien om de luchtvochtigheid op peil te houden en om de dieren gelegenheid te geven om te drinken.
Water: De dieren dienen ongeveer drie keer per week gesproeid te worden, om de luchtvochtigheid op peil te houden maar ook om de dieren te laten drinken, de druppels zuigen ze op met hun steeksnuit.
Voedsel: De dieren zijn echte rovers en eten prooien die net zo groot zijn als zich zelf, soms pakken ze zelfs grotere prooien. De jongen kunnen gevoerd worden met buffalowormpjes en stofkrekeltjes, de oudere dieren bij voorkeur met volwassen krekels en kakkerlakken.
Literatuur:
Eugene Bruins, 2002. Terrariumencyclopedie, uitgeverij Rebo productions